Les 31, oefening 38
1. Je spreekt weliswaar goed en mooi, maar je handelt slecht en schandelijk.
2. De dichters zeggen zeer mooi dat de aarde de moeder van alle dingen is.
3. Als jullie handelen naar de wetten, handelen jullie goed, maar als jullie handelen in strijd met de wetten handelen jullie slecht.
4. Mogen deze mannen de slechte dingen van het leven gemakkelijk dragen.
5. De onverstandige mensen zullen wel dikwijls veel makkelijker hun tijd doorbrengen dan de verstandige mensen.
6. Zij werden vreselijk gestraft omdat zij zeer laf uit de strijd weg waren weggevlucht.
7. De Atheners voedden hun kinderen veel vrijer op dan de Spartanen.
8. De dood is natuurlijk niet vreeswekkend door de verstandige mensen.
9. De hoogmoed van de mensen wordt snel gestraft door de goden.
10. Na die nederlaag waren onze soldaten zeer moedeloos.
11. Dikwijls sprak Socrates zeer mooi en waar over moed met jongeren.
12. Herauten, verzamel zo snel mogelijk zoveel mogelijk mannen.
13. De meisjes renden sneller dan de jongens.
14. Zij die de bezittingen van anderen stelen dienen zeer zwaar te worden gestraft.