Hoofdstuk 14, tekst A (versie 1)
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1 nieuwe druk
Het volgend jaar brachten de Galliers opnieuw oorlog aan de Romeinen. Het gerucht was dat er een man van een uitzonderlijke lichaamsgrootte onder de Galliers was. Weldra meldde een soldaat aan de Romeinse opperbevelhebber dat er zo'n man naar een lege brug liep en met een luide stem riep: 'Het is nodig dat de sterkste man van de Romeinen naar het gevecht gaat.' Eerst was er lange tijd stilte onder de Romeinse soldaten. Daarna ging Titus Manlius, de zoon van Lucius Manlius, naar de opperbevelhebber en zei dat hij aan dat monster zijn moed wilde laten zien: De Galliers uit de stad te verdrijven. De opperbevelhebber zei dat hij vertrouwde op zijn moed en op zijn liefde voor zijn vader en voor zijn vaderland. De enorme Gallier verwachtte hem blij en daagde hem met beledigende woorden uit naar het gevecht. Hij lachte hem uit en stak zijn tong uit.