Hoofdstuk 5, oefening 63
1. Jullie overwinnen de vijanden in een zware oorlog.
2. Daal van de top van de hoge berg af.
3. Trouweloosheid van de slechte mannen brengt ernstig gevaar voort.
4. Wie houdt er van slechte adviezen?
5. Jij ontroert de goden met je vele smeekbeden.
6. Gesprekken van verstandige gasten zijn niet grof.
7. In de grote tempel bevindt zich het orakel van de godheid.
8. Wie van de burgers is onschuldig?
9. Wij overwinnen met een kort gevecht.
10. Hij raadpleegt de grote orakels van de god niet.
11. Geef eenvoudige raad.
12. Dappere mannen huilen niet bij moeilijke strijd.
13. Een grote zee bedekt de aarde.
14. Slechte taal levert groot gevaar voor de burgers op.
15. Als jullie de aarde verzorgen, groeien de gewassen.
16. Hij geeft het goede voorbeeld aan al zijn vrienden.
17. Wie helpt jou, als jij begint te huilen?
18. Geef de burgers goede wetten.
19. De taal van de Romeinen is moeilijk.
20. Voor volhardende kinderen wordt de taal van de Latijnen gemakkelijk.