Hoofdstuk 5, oefening 59
1. wij herstellen
2. ga weg
3. jullie zijn verbijsterd
4. jij moet
5. jij graaft
6. sla
7. ik treur
8. jij draait
9. jullie zijn over
10. zij groeien
11. durf
12. wij graven op
13. hij verzamelt
14. ik roep terug
15. jij schuilt
16. raadpleeg
17. zij begrijpen
18. wij komen om
19. jullie zijn blij
20. hij keert terug