Hoofdstuk 4, oefening 58
1. Jij doorziet de trouweloze misdaad; jij eet het vlees van de man niet.
2. Als de mensen aan de goden gehoorzamen, is Jupiter niet boos.
3. De aarde vergaat door de misdaden van goddeloze mannen.
4. Wie evenaart de misdaad van Lycaon?
5. Lycaon, trouweloze koning, jij zet het vlees van een vriend aan je gast voor.
6. Zo wreken de goden zich.
7. Met veel water straffen de goden de misdaden van slechte mannen en slechte vrouwen.
8. Eén vrouw wensen de goden te redden, want zij is vroom.
9. Met het vlees van een dode vriend stelt de koning Jupiter op de proef.
10. De misdaad van Lycaon is een groot gevaar voor het mensengeslacht.
De dood maakt mensen gelijk (grafschrift)