Hoofdstuk 4, oefening 55
1. De goden zijn vertoornd.
2. De gasten van de goden zijn rechtschapen.
3. Goede mensen zijn de vrienden van Jupiter.
4. Wij zijn rechtschapen gasten van de goden.
5. Jullie zijn niet kwaad op je strenge meesters.
6. Als jullie veel misdaden plegen, vernietigen jullie de wetten.
7. Mannen houden van grote gevaren.
8. Vrees het strenge beraad van de goden.
9. Jij verbiedt de jongens in het diepe water te springen.
10. Zie, de maan schijnt door de bomen.