Vriendschap (Seneca, Brief 9)
Dit verschil is er tussen ons en hen: onze wijze overwint weliswaar ieder ongemak maar hij voelt het wel, die van hen voelt het niet eens. Dat hebben wij en zij gemeen, [15] dat de wijze aan zichzelf genoeg heeft. Maar, hoewel hij aan zichzelf genoeg heeft, toch wil hij ook een vriend en een buur en een kameraad hebben. Kijk hoezeer hij genoeg heeft aan zichzelf: soms heeft hij genoeg aan een deel van zichzelf. Als een ziekte of een vijand hem een hand zal hebben doen verliezen, als een of ander ongeval hem een oog of de ogen zal hebben doen ontnomen, zal wat hij over heeft voor hem genoeg zijn, en zal hij met een verkleind en verminkt lichaam zo blij zijn als [20] hij met een ongeschonden (lichaam) was. Maar al mist hij niet wat hem ontbreekt, hij wil liever dat het niet ontbreekt. Op die manier heeft de wijze genoeg aan zichzelf, niet dat hij zonder vriend wil zijn maar dat hij het kan; en dit wat ik "hij kan" noem, houdt het volgende in: het verlies van hem draagt hij gelaten.
[23] Zonder vriend zal hij overigens nooit zijn: hij heeft het in eigen hand hoe snel hij (er) weer (een) verwerft. Zoals Phidias die, als hij een standbeeld heeft verloren, meteen een ander zal maken, [25] zo zal deze kunstenaar in het maken van vriendenschappen een ander in de plaats stellen van de verlorene. Vraag je op welke manier hij snel een vriend zal maken? Ik zal het zeggen, als jij en ik het daarover eens zijn, dat ik jou meteen betaal wat ik schuldig ben en wij, voor wat deze brief betreft, de rekening vereffenen.Hecaton zegt: "ik zal jou een liefdesdrank tonen zonder magisch middel, zonder toverkruid, zonder de bezwering van enige gifmengster: als je bemind wilt worden, bemin!"
[30] Nu, niet alleen de gewoonte van een oude en vaste vriendschap heeft groot genot (in zich), maar ook het begin en het verwerven van een nieuwe. Wat het verschil is tussen een oogstende boer en een zaaiende, dat (is het verschil) tussen hem die een vriend heeft verworven en (hem) die (er een) verwerft. De filosoof Attalus was gewoon te zeggen dat het aangenamer was een vriend te maken, dan (er een) te hebben, "zoals het voor een kunstenaar aangenamer is te schilderen dan geschilderd te hebben." Die [35] gespannen aandacht, in beslag genomen door het eigen werk, heeft een geweldig plezier in de bezigheid zelf: niet evenveel plezier heeft hij die zijn hand heeft teruggetrokken van zijn voltooide werk. Nu geniet hij van de vrucht van zijn kunst; hij genoot van de kunst zelf toen hij aan het schilderen was. Vruchtbaarder is de beginnende volwassenheid van kinderen, maar hun kindertijd (is) aangenamer.
[38] Laten wij nu naar het thema terugkeren. Ook al is de wijze tevreden met zichzelf, toch wil hij een vriend hebben, al was het alleen maar om een vriendschap te onderhouden opdat niet een zo belangrijke goede eigenschap verwaarloosd wordt, niet met het oog op dit wat Epicurus juist in deze brief zei, "opdat hij iemand heeft die bij hem zit als hij ziek is, hem te hulp komt wanneer hij in de boeien is geslagen of behoeftig is", maar opdat hij iemand heeft aan wiens ziekbed hij zelf kan zitten, die hij zelf kan bevrijden wanneer deze is ingesloten door een vijandelijk kordon. Hij die naar zichzelf kijkt en wegens dit tot vriendschap komt denk slecht na. Zoals hij is begonnen, zo zal hij eindigen: hij heeft zich een vriend verworven om hem hulp te bieden tegen boeien; zodra de keten gerammeld zal hebben, zal hij verdwijnen.