Ter vergelijking (Seneca, Clementius 1.25.1-5)
Wreedheid is een allerminst menselijk kwaad en onwaardig aan een zo zachtaardige geest; beestachtig is die waanzin je te verheugen over bloed en wonden en, nadat de mens is afgeworpen, te veranderen in een wild dier. Want wat maakt het uit vraag ik je, Alexander, of je Lysimachus voor een leeuw gooit of (dat) je hem zelf met je tanden verscheurt? Dat is jouw bek, [5] dat (is) jouw wildheid. O hoe zou je wensen dat die klauwen liever van jou waren, van jou die muil, die in staat is mensen te eten!