Hoofdstuk 20, tekst C: Idus Martiae
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
Aan Julius Caesar werd door vele voortekens een toekomstige moord bericht. Een waarzegger waarschuwde hem, terwijl hij offerde, om op te passen voor gevaar dat niet later plaats zou vinden dan 15 maart. Die nacht voor de dag van de moord droomde Caesar dat hij boven de wolken vloog en met Jupiter de hand schudde. Zijn vrouw Calpurnia verschrikt door een andere droom, smeekte hem die dag thuis te blijven. Hoewel Caesar hierdoor lang twijfelde, kwam hij tenslotte, door Decimus Brutus aangespoord toch naar de senaatsvergadering. Op weg verkreeg hij van iemand een brief, die een samenzwering berichtte, maar hij las hem niet. Hij kwam het theater binnen, terwijl hij Spurinna uitlachte, omdat 15 maart zonder enige schade voor hem was aangebroken. Hij antwoordde dat de dag weliswaar gekomen was maar nog niet voorbij was. De samenzweerders omcirkelden hem zogenaamd uit beleefdheid, terwijl hij zat. Een van hen kwam dichterbij, terwijl hij deed alsof hij iets wilde vragen. Hij pakte de toga van de nee schuddende Caesar bij beide schouders vast. Daarna verwondde een andere samenzweerder hem, terwijl hij uitriep dit is weliswaar geweld, onder zijn keel. Toen Caesar opsprong werd hij door een andere wond tegengehouden te vluchten. Zodra hij zag dat hij van alle kanten met dolken werd aangevallen, bedekte hij met z'n toga zijn hoofd. tegelijkertijd leidde hij met zijn linkerhand de toga naar zijn voeten toe, om eervol te sterven. En zo werd hij door 23 dolken doorboord, terwijl hij geen woord uitbracht, hoewel sommige schrijvers overleverden dat hij tegen Marcus Brutus zei, toen hij hem aanviel: Ook jij mijn zoon.