Hoofdstuk 3: thema 1: Seneca: Medea: r 218-241
Phaedra: Ik draag in mij de zeer grote heerschappij van de liefde en ik vrees geen enkele terugkeer. Nooit meer heeft hij de aarde aangeraakt, hij, die ondergedompeld in de eeuwige nacht, naar het stille huis ging.
Nutrix: Vertrouw niet op Pluto. Ook al heeft hij zijn koninkrijk gesloten en ook al bewaakt de hond van de Styx de huiveringwekkende poort: Theseus zal alleen de verboden wegen vinden.
Phaedra: Hij zal misschien onze liefde vergiffenis geven
Nutrix: Hij was zelf wreed voor zijn trouwe echtgenote: de barbaarse Antiope ervaarde zijn wrede hand. Maar stel je voor dat de boze echtgenoot van gedachten veranderd kon worden, wie zal er de onhandelbare geest van Hypollitus veranderen. Hatend ontvlucht hij elke vrouwen naam, hij wijdt wreed zijn jaren aan ongehuwd blijven, hij vermijdt huwelijken. Je moet weten dat hij van de Amazonen afstamt.
Phaedra: Ik wil hem volgen terwijl hij hangt tegen de hellingen van een besneeuwde heuvel en terwijl hij met lichte voet op de scherpe rotsen stapt, door de diepe wouden en langs de bergen.
Nutrix: Zal hij blijven staan en zich overgeven om gestreeld te worden en zal hij de reine gebruiken opgeven omwille van de niet reine liefde? Hij zal zijn haat afleggen voor jou, terwijl hij misschien uit haat voor jou iedereen achtervolgt. Door smeekbeden kan hij niet overwonnen worden, hij is wild.
Phaedra: Wij hebben geleerd dat wilden overwonnen worden door liefde.
Nutrix: hij zal vluchten.
Phaedra: Zelfs als hij zal vluchten door de zeeën zal ik volgen.