Hoofdstuk 8, opdr. 1 (p. 74)
Categorie: Boek > Hellenike > Boek 3
1 de vrouw die de/haar man niet te hulp komt
2 Ik zie de vrouw die haar/de man niet te hulp komt.
3 de boot waarin wij varen
4 het huis waarheen wij gaan
5 de man wiens dochter ik haat / de man van wie ik de dochter haat
6 Ik ben boos op de man wiens dochter ik haat.
7 Geloof niet die mannen wier daden niet overeenstemmen met hun woorden / van wie de daden...
8 Wij hoorden de woorden waarmee de redenaar/politicus ons probeerde te overreden.
9 Ik kijk naar de leerlingen om wie ik me zorgen maak.
10 Zij houden van het vaderland waarvoor zij strijden.
11 de jongemannen met wie ik ga/reis
12 de matrozen aan wie wij het geld geven
13 Wij zien de filosoof met wie wij het eens zijn.
14 Hij/Zij strafte de slaven op wie hij/zij boos was.
15 de stad/polis waaraan de koning vrede geeft
16 de vader op wie de zoon lijkt
17 het werk waarvoor ik verantwoordelijk ben