Hoofdstuk 20, oefening 7
Categorie: Boek > Lingua Latina > Boek 2
Aeneas: Welke muren zie ik daar, Sibylle?
Sibylle: Deze muren, welke jij ziet, zijn de muren van Tartarus.
Aeneas: Kijk, welke rivier omringt deze burcht?
Sibylle: Deze rivier, welke Tartatus omringt, noemen de goden Pyriphlegethontem.
Aeneas: En welke stemmen, welke kreten hoor ik uit de burcht?


Sibylle: Deze stemmen, welke jij hoort, zijn de stemmen van de Furiën; maar deze kreten heffen op, welke de Furiën eeuwig straften.


Aeneas: Maar welk monster zit voor deze enorme poort?
Sibylle: Dit monster, welk daar zit, is Tisiphone zelf.