Hoofdstuk 3, oefening 43
1. aan/voor de wet
2. van de nacht
3. de stad l.v.
4. van de vader
5. vanaf/door de stem
6. broers o./l.v.
7. van de burchten
8. aan/voor de echtgenote
9. - aan/voor de mensen
- vanaf/door de mensen
10. zon l.v.
11. - aan/voor de bergen
- vanaf/door de bergen
12. van de wetten
13. - het vuur o.
- van het vuur
14. de vijanden o./l.v.
15. van de moeders
16. vanaf/door het bloed
17. de zuster l.v.
18. - aan/voor de burgers
- vanaf/door de burgers
19. van de dood
20. van de schepen
21. legibus
22. noctes
23. arce
24. sanguinis
25. mortem
26. igne
27. voces
28. matri
29. hostium
30. nave
31. civium
32. sorores
33. solis
34. urbe
35. homines
36. uxorem
37. morte
38. fratrum
39. patri
40. urbes