Hoofdstuk 3, Tekst C: De familie herenigd
Alexandros begon te huilen en riep: "Wat ben ik gelukkig: want ik dacht altijd slaaf te zullen zijn. Nu zijn jullie gekomen en hebben me gevonden.
Luister dan, ik zal jullie vertellen wat er is gebeurd.
Want toen jullie op reis gingen naar Lebadeia, vielen twee boosdoenende mannen ons huis binnen. Wij konden ze niet afweren.
De mannen bonden de slaaf en Aspasia vast en lieten hen achter, en ze roofden mij.
Maar vooruit, vertel me, waarom zijn jullie naar Thebe gegaan?"
Philippos zei: "Alexandros, wij waren in Lebadeia en ik was in de slangenkuil. Daar kreeg ik een moeilijk orakel, maar ik begreep het niet. Nu begrijp ik het.
Het orakel zei immers dat de man die gelukkig was, ongelukkig was. Jij was dus gezond maar die misdadigers hebben jou geroofd. Omdat Aspasia blind is, is zij thuis in veiligheid, wat ik hoop.
Wij kwamen uit Lebadeia naar Thebe en wij willen morgen naar huis, naar Athene gaan."
Dus gingen Philippos en Agariste en Alexandros naar de herberg. In de herberg at Alexandros eerst zeer veel. (Want hij had erge honger), na de maaltijd verlangden de drie naar slapen, maar ze lagen lange tijd wakker. Tenslotte vielen ze allen in slaap.
De volgende dag verlieten ze Thebe. Toen zij in Athene kwamen, vonden zij in hun huis Aspasia die het goed maakte. Ook vonden ze de slaaf die het goed maakte.