Hoofdstuk 37, tekstblok: Een vreselijk oord
Categorie: Boek > Lingua Latina > Boek 3
1 Germanicus zond de onderbevelhebber Caecina met veertig cohorten door het gebied van de Bructeri naar de rivier Amisia.
De commandant Pedo leidde de ruiters, hij zelf vervoerde geplaatst in schepen de vier legers over het meer. Hij vond te midden van
de buit van de verslagen Bructeri de verloren adelaar van het negentiende legioen, toen verloren door Varus.
5 De troep is daarvandaan naar de verste Bructeri gebracht, volstrekt niet ver van het Teutoburgerwoud, waar het sterkste leger van allen door een list van de vijanden was omsingeld en neergeslagen, omdat er noch een gunstige gelegenheid was om te vechten, noch om te ontsnappen.
Maar het verlangen om te onderzoeken overvalt Germanicus nu, waar de overblijfselen van Varus en om de drie legioenen,
10 de soldaten en de leider de laatste eer te bewijzen aan de leider en soldaten.
Met de vooruitgezonden Caecina betrad Germanicus de droefgeestige en verschrikkelijke plekken om het aanzicht en de herinnering te verkennen.
Te midden van het kamp waren de bleke botten van de soldaten, zoals ze waren gevlucht, zoals ze zich hadden verzet door te vechten.
15 De geraamtes van de paarden en gebroken wapens lagen erbij, maar in de bomen waren de hoofden van de mannen bevestigd.
Toen de soldaten om te onderzoeken het nabijgelegen woud binnen waren gegaan, zijn er altaren ontdenkt van de barbaren, waarbij die
tribunen en hoofdmannen waren gedood. Er waren enigen uit het leger, die zich door te vluchten uit die nederlaag hadden gered.
20 Ze vertelden dat de onderbevelhebbers h��r waren gevallen en dat de d��r de adelaars waren geroofd en enigen herinnerden zich
waar Varus zijn eerste en tweede wond had verkregen en waar hij op eigen hand de dood had gevonden. Het Romeinse leger heeft in het 6e jaar
na de bittere nederlaag de overblijfselen van drie legers met aarde bedekt.
25 Germanicus plaatste de eerste schep grond vol verlangen naar het vereren van de herinnering van de doden. Tiberius keurde deze zaak
niet goed en bekritiseerde Germanicus, omdat hij geloofde dat de kracht van het leger door het begraven van zoveel duizenden mensen was verzwakt.