Oefeningen 2.3
2.3 Oefeningen bij de infinitief en de infinitiefzin
2.3.a
1. Ik besliste hem te waarschuwen (LV)
2. Ik wil dat hij terug komt (OND)
3. Ik wil hem bevrijden (LV)
4. Ik wil dat hij bevrijd wordt (OND)
5. Ik wens dat hij aanwezig is (OND)
6. Ik wens hem te zien (LV)
7. Ik denk dat hij ongelukkig is (OND)
8. Hij vindt dat hij ongelukkig is (OND)
9. Hij twijfelt er niet aan hem weg te sturen (LV)
10. Ze konden hem niet beschermen (LV)
11. Hij kan zichzelf niet beschermen (LV)
12. Ik wil niet dat zij mij beschermen (OND)
13. Ik durfde hen aanvallen (LV)
14. Zij wisten niet dat ze gezocht werden (OND)
15. Het is beter hen te helpen (LV)
16. Het is beter dat ze terugkeren (OND)
17. Het staat vast dat zijn ondankbaar zijn (OND)
18. Ze ontkennen dat ze ondankbaar zijn (OND)
19. Hij hield niet op op hen neer te kijken (LV)
20. Ze wilden hen niet verdedigen (LV)
21. Ze wilden niet dat ze verdedigd werden (OND)
22. Hij zegt dat hij het niet weet (OND)
23. Ze zeggen dat hij het niet weet (OND)
24. Ze zeggen dat ze het niet weten (OND)
2.3.b
1. Tullus Hostilius besliste de Albanen aan te vallen. LV
2. De koning van de Albanen zag dat hij een slaglinie opstelde. OND
3. Mettius Fufetius wilde echter een andere weg inslaan. LV
4. Hij had immers uitgedokterd dat de Etrusken elk van beide volkeren bedreigden. OND
5. Daarom verlangde hij de zaak zonder bloedvergieten te beslechten. LV
6. Tullus zei dat hij eerder tot oorlog geneigd was. OND
7. Toch bevalen de koningen dat de drielingbroers voor het vaderland moesten vechten. OND
8. Elk van beide legers hoopte dat hun makkers zouden overwinnen. OND
2.3.c
1. De koning van Corniculus probeerde zijn stad te verdedigen tegen de Romeinen.
2. De koningin meende dat ze thuis veilig was. Esse is inf van putavit
3. Nadat de strijd gestreden was, dwongen de soldaten haar naar Rome te gaan.
4. Tanaquil beval dat ze vol medelijden opgenomen moest worden. Suscipi is inf van jussit
5. De Romeinen zagen dat de vriendschap tussen de vrouwen vermeerderd werd. Augeri is inf van videbant
6. De slaven van de koning merkten dat het hoofd van de jongen brandde. Ardere is inf van conspiciebant
7. Eén van hen probeerde de vlammen te doven
8. Tanquil verbood dat de jongen uit zijn slaap gewekt werd. Excitari is inf van vetuit
2.3.d
1. Ik denk dat jij dit niet begrijpt
i. Act inf pr à GT tov heden puto
2. Ik denk dat jij dit niet begrepen hebt
i. Act inf perf à VT tov heden puto
3. Ik denk dat jij dit niet zal begrijpen
i. Act inf fut à TK tov heden puto
4. De gezant zegt dat hij dit niet besloten heft
i. Act inf perf à VT tov heden negat
5. De gezant zei dat hij dit niet besloten had
i. Act inf perf à VT tov verleden negavit
6. De gezant zei dat dit niet besloten was
i. Pass inf perf à VT tov verleden negavit
7. De leider was ervan overtuigd dat zijn soldaten het dapperst vochten
i. Act inf pr à GT tov verleden habebat
8. De leider was ervan overtuigd dat zijn soldaten het dapperst gevochten hadden
i. Act inf perf à VT tov verleden habebat
9. De leider was ervan overtuigd dat zijn soldaten het dapperst zouden vechten
i. Act inf fut à TK tov verleden habebat
10. Ik hoop dat jullie dit zullen doen
i. Act inf fut à TK tov heden spero
11. Ik hoopte dat jullie dit zouden doen
i. Act inf fut à TK tov verleden sperabat
2.3.e
1. Tarquinius werd gedwongen naar Rome te vertrekken
2. Men meende dat Tanaquil ervaren was in (het interpreteren van) de hemelse tekens
3. Ze zeggen dat de Romeinen niet naar afkomst maar wel naar moed kijken
4. Men geloofde dat Servius Tullius de zoon van een slavin was
5. Ze kregen de opdracht de jongen in het koninklijk paleis op te voeden
6. Men vertelt dat er op een zekere dag daar iets wonderbaars gebeurd is
7. Het hoofd van de jongen scheen te branden
8. De vrienden van de koning mochten de jongen niet uit zijn slaap wekken
2.3.f
1. De zonen van Ancus Martius beslisten het hen aangedane onrecht te wreken
2. Ze dwongen twee herders de koning met een list te doden
3. De wachters hoorden hen de koning roepen
4. De herders kregen het bevel het koninklijk paleis binnen te gaan
5. Elk van beiden riep dat hij als eerste wou spreken
6. Dan begon de ene van hen de zaak uit de doeken te doen
7. De koning wist niet dat zij wapens onderhun kledij verborgen hadden
8. Men vertelt dat Tarquinius met een bijl gedood is
9. Toch hoopte het volk dat een dokter het leven van de koning zou redden
10. Tanaquil gaf het bevel iederen weg te sturen
2.3.g
1. LV
2. Omdat coegerunt hier in de zin een LV nodig heeft, en interficere ook. Anders zijn er woorden te weinig
3. De wachters zeiden dat ze de koning geroepen hadden.
4. nom à ond van jussi sunt
5. se is ond van velle en slaat terug op het ond van de hoofdzin, nl. Uterque
6. omdat er geen ond in de acc bij staat / of omdat coepit een infinitief verlangt als aanvulling, geen infinitiefzin
7. De koning weet niet dat zij ... verborgen hebben
8. Tarquinius wordt gezegd ... / Er wordt gezegd dat Tarquinius ... / Men zegt dat Tarquinius
9. Toch hoopt het volk ... zal redden
10. acc à ond van dimitti