Germania § 21
Het is noodzakelijk zowel vijandschappen als vriendschappen van z’n vader of een verwant over te nemen: maar ze (de vijandschappen) blijven niet onverzoenlijk duren: want zelfs voor de doodslag kan men verzoening verkrijgen in ruil voor een vast aantal runderen en kleinvee, en heel de sibbe aanvaardt die vergoeding, omdat het nuttig is voor het algemeen welzijn, vermits vijandschappen in een vrije gemeenschap vrij gevaarlijk zijn (dan in een gemeenschap onderworpen aan strenge wetten). Geen enkel volk is vrijgeviger bij feestmalen en bij gastvrijheid. Om het even welke sterveling onderdak weigeren wordt als heiligschennis beschouwd. Naargelang de sociale stand, onthaalt ieder een gast met een zeer uitgebreide maaltijd. Wanneer (het feestmaal) afgelopen is, wordt hij, die zopas de gastheer was geweest, gids en metgezel naar een (ander) gastvrij huis; en ze gaan zonder uitgenodigd te zijn naar het volgende huis. Maar het doet er niet toe: met even grote hartelijkheid worden ze ontvangen. Wat betreft het recht op gastvrijheid, maakt niemand onderscheid tussen een bekende of een onbekende. Als hij iets vraagt bij zijn vertrek, dan is het de gewoonte dat toe te staan en er is eenzelfde mogelijkheid om op zijn (de gastheer) beurt iets te vragen. Ze zijn gelukkig met geschenken, maar ze rekenen die niet aan en voelen zich niet verplicht omdat ze iets gekregen hebben.