De catilinae coniuratione, hoofdstuk 15
Categorie: Boek > Ascensus > 4e Jaar
Hoe lang toch nog, Catilina, zal jij misbruik maken van ons geduld? Hoe lang toch nog zal die verdomde razernij van jou ons voor de gek houden? Tot waar zal jou teugelloze stoutmoedigheid vooruithollen? Maakten dan helemaal niet de nachtelijke wachtposten op de Palatijn indruk op jou? En ook niet de stadswachten, helemaal niet de angst van het volk, ook niet het samenstromen van belangrijke mensen, niet deze zeer versterkte plaats om een senaatsvergadering te houden, en ook helemaal niet de gelaatsuitdrukkingen van dezen? Merk jij dan niet dat jou plannen duidelijk zijn en zie jij niet dat jou samenzwering aan banden gelegd wordt door de wetenschap van al deze mensen? Denk jij dat iemand van ons niet weet wat jij de laatste nacht, en de nacht daarvoor gedaan hebt, waar je geweest bent, wie je samengeroepen hebt en welk besluit je genomen hebt?
O wat een tijden, o wat een gewoonten! De senaat begrijpt dit en de consul ziet het; deze hier leeft nochtans nog. Leeft? Ja, en hij komt zelfs naar de senaat, wordt een deelnemer van de senaatsvergadering en wijst zeer duidelijk met zijn ogen elk afzonderlijk van ons ter dood aan. Maar wij, dappere mannen, lijken voldoende te doen voor de staat indien wij de woede en de wapens van die schurk vermijden. Men moest jou, Catilina, al lang geleden op bevel van de consul ter dood gebracht hebben en men moest het verderf dat jij reeds gedurende lange tijd tegen ons beraamd, op jou overgebracht hebben.