Les 30, oefening 37
1. Daden zijn moeilijker dan woorden.
2. Van de jongeren worden de werken bewonderd, van de ouderen de woorden.
3. De zwaksten zijn niet altijd de domsten en de sterksten zijn niet altijd de slimsten.
4. Snel zijn de voeten en sneller zijn de winden, maar de geest is het snelst.
5. Van jouw ouders is je moeder nog al jong.
6. De vracht zal voor deze ezel wel veel te zwaar zijn.
7. Vaak heersen de slechtere en de zwakkere mensen over de betere en sterkere mensen.
8. De aanvoerder beschouwde de rechter vleugel van ruiters het betrouwbaarst.
9. Het eenvoudigst zijn de woorden van wijze mensen.
10. Niet altijd is de kortste weg de gemakkelijkste.
11.Wij hebben minder geld dan jullie.
12.Bij Marathon waren de Perzen talrijker dan de Grieken, maar de Grieken waren beter dan de Perzen
13. Ik ben een paar maanden ouder dan jij.
14. Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan.
15. Sophokles is wijs, Euripides is wijzer, maar van alle mannen is Socrates de wijste.