Hoofdstuk 2, Tekst C
Nadat de poortwachter Philippos en Agariste had toegelaten in de stad, sloot hij de poort en zei tegen de vreemdelingen:
‘Nu komt er een einde aan mijn werk en is het voor mij mogelijk (kan ik) een beker wijn met water te drinken in de herberg.
Maar eerst is het nodig (moet ik) jullie de weg naar het huis van het goede Lot en de goede God te wijzen (bekend maken). Daar moeten jullie een paar dagen blijven, alvorens naar het heiligdom van Trophonios te gaan. En iedere dag moeten jullie je lichaam reinigen.’
Nadat Philippos en Agariste de hele nacht hadden geslapen, wasten ze de volgende dag hun lichamen in de rivier de Herkunè. Daarna offerden ze aan Trophonios en de zonen van Trophonios. Zo deden ze een paar dagen. Op de vierde dag was het mogelijk (mochten ze) naar het heiligdom van Trophonios (te) gaan, waar de slangenkuil was, zoals ze gehoord hadden.