Tekst 4.4: Aesopus en de geleerden van het eiland Samos
Toen Xanthos, de meester van Aesopus, op een keer de wijzen en de geleerden van het eiland had uitgenodigd voor een feestmaal, beval hij Aesopus bij de deur te blijven en niemand anders binnen te laten dan de genodigden. Rond etenstijd ging Aesopus binnenzitten, nadat hij de deur had gesloten. Toen een van de genodigden aankwam en op de deur klopte, vroeg Aesopus van binnen uit: “Wat schudt / beukt de hond?” Omdat hij dacht dat hij een hond genoemd werd, ging hij woedend weg. Zo ging iedereen na zijn aankomst en na op de deur geklopt te hebben, woedend weg in de mening een hond genoemd te worden, aangezien Aesopus aan iedereen hetzelfde had gevraagd. Tenslotte antwoordde er een, nadat hij geklopt had en gehoord had: “Wat schudt / beukt de hond?”, : “Zijn oren en zijn staart.” Omdat Aesopus meende dat hij het juiste antwoord had gegeven, opende hij de deur en bracht hem naar zijn meester en hij zei: “Niet een van de wijzen, meester, is naar jouw feestmaal gekomen behalve deze.”