6 4b. Dido spreekt Aeneas aan (304-313)
Eindelijk spreekt ze Aeneas zonder af te wachten met de volgende woorden aan: 305 ‘Heb jij gehoopt, trouweloze, zo’n grote goddeloze daad ook nog te kunnen verbergen en zwijgend mijn land te verlaten? Houdt noch onze liefde jou vast, noch de eens gegeven rechterhand jou, noch de gedachte dat Dido (door) een wrede dood zal sterven? Ja, haast jij je om zelfs in het winterseizoen de vloot te mobiliseren 310 en temidden van noorderstormen over zee te gaan, wreedaard? Wat, als jij geen vreemde landen en onbekende huizen zocht en het oude Troje nog bestond, zou jij dan over de deinende zee met je vloot naar Troje gaan?