4 5e. De schim van CreĆ¼sa verdwijnt (790-795)
790 Toen zij dus deze woorden had gezegd, verliet zij mij terwijl ik huilde en veel wilde zeggen, en ze verdween in de fijne lucht. Driemaal probeerde ik daar/toen mijn armen om haar hals te leggen; driemaal ontvluchtte haar beeld/schim, (waarnaar ik) vergeefs (had) gegrepen, mijn handen, gelijk aan de lichte/ijle winden en zeer gelijkend op de gevleugelde slaap. 795 Zo zoek ik eindelijk mijn makkers weer op, toen de nacht voorbij was.