4 4a. De Grieken vallen Troje binnen (250-267)
Categorie: Boek > Examenboeken > 2007: Aeneas Vergilius
250 Ondertussen draait het hemelgewelf en komt de nacht snel op uit de Oceaan, én het land én het hemelgewelf én de listen van de Myrmidoniërs hullend in (een) grote schaduw; uitgestrekt door de stad heen zwegen de Trojanen; diepe slaap omarmt/omvat de vermoeide ledematen. En reeds kwam de Griekse legermacht, met in rijen opgestelde schepen, 255 vanaf Tenedos door de vriendelijke stilte heen van de zwijgende maan, op weg naar bekende kusten, toen het vlaggenschip een vuursignaal had gegeven, en Sinon beschermd door de vijandige/onbillijke lotsbepalingen van de goden de in de buik opgesloten Grieken loslaat en de pijnboomhouten sloten heimelijk losmaakt. Opengemaakt 260 geeft het paard hen terug aan de lucht, en blij komen ze uit het holle eikenhout tevoorschijn: de aanvoerders Thessandrus en Sthenelus en de wrede Ulixes, gegleden langs het neergelaten touw, en Acamas en Thoas en Peleus’ kleinzoon Neoptolemus en als eerste Machaon en Menelaüs en de maker van de list zelf Epeos. 265 Ze gaan de stad binnen (die) begraven (is) in slaap en wijn; de wachters worden gedood, en terwijl de poorten openstaan/door de openstaande poorten ontvangen/opvangen ze alle makkers en voegen de medeplichtige colonnes/troepen samen.