1. De Proloog: Juno is gekwetst (I, 1-33)
1 De krijgsdaden en de man bezing ik die als eerste van de kusten van Troje door het noodlot vluchtend naar Italië kwam en naar de kusten/stranden van Lavinium, nadat hij veel zowel over landen als op volle zee heen en weer was geslingerd, door de macht van de goden, wegens de onverzoenlijke woede van de wrede Juno, 5 en nadat hij ook veel door de oorlog had geleden, totdat hij een stad zou stichten en de goden zou overbrengen naar Latium; waaruit/uit wie het Latijnse geslacht, de Albaanse vaders en de muren van het hoge Rome zijn ontstaan. Muze, vermeld mij de oorzaken, door welke belediging van haar goddelijke macht of waarover verontwaardigd de koningin van de goden 10 de man, in het oog vallend door plichtsgevoel, ertoe gebracht heeft zovele lotgevallen te doorstaan en zovele inspanningen te trotseren. Kan er zo’n grote woede zijn in de geesten/harten van de goden?