Hoofdstuk 4, Tekst C
Binnen troffen Apollonios en Dionysodoros Archiades aan die met een slavin sprak over de maaltijd. Archiades zei tegen haar :"ik wilde geit eten, maar jij kon geen geiten vinden. Waarom niet..."
Nadat hij de mannen gezien had, stond hij langzaam op uit zijn stoel en zei tegelijkertijd: "Gegroet mannen, ik acht het veel waard dat jullie, mannen van een oud en rijk huis, bij mij, een man van het volk, komen." En tegen de slavin zei hij: "Vooruit, slavin, haal twee stoelen voor deze mannen."
Meteen gehoorzaamde de slavin aan de meester, en ze bracht de stoelen voor de mannen. Toen Apollonios en Dionysodoros gingen zitten, zei Archiades tegen hen: "Waarom zijn jullie hier gekomen, mannen? Zeg het mij" Apollonios zei tegen hem: "Mijn zoon Dionysodoros genaamd, wil trouwen met jouw dochter Eurykleia. Wij zijn niet arm, en jouw dochter zal een groot huis binnengaan, als zij wil trouwen met mijn zoon." Daarna zei Archiades: "Dat jullie niet arm zijn, weet ik. Maar hoe ik de toereikende bruidsschat kan geven, dat weet ik niet." Apollonios. zei tegen hem: "Wij verlangen geen grote bruidsschat. Bovendien willen wij een bruidprijs verschaffen. Want een of ander paard heeft Dionysodoros eens afgeworpen, en nu is hij een beetje kreupel."
Daarna viel een lange stilte. Tenslotte zei Archiades:
"Nu goed, ik stem in met het huwelijk."