Hoofdstuk 13, opdracht 6
Categorie: Boek > Roma > Boek 1
1. Op een zekere dag zat ik met mijn Griekse vrienden in de kroeg; mijn vrienden vertelden veel en dronken goede wijn. Ik was vrij van zorgen: ik zweeg en ik luisterde.
2. Wat gebeurde er toen? plotseling drongen mannen de kroeg binnen. Met groot geschreeuw zochten zij de wijn op, en keken naar mij en mijn vrienden.
3. Toen zei één deze woorden: 'Er zitten nu toch geen Grieken in onze kroeg?' En tegen mij zei hij: 'Antwoord man! Jouw vader is toch geen Griek geweest?'
4. Terwijl ik twijfel om te antwoorden, naderde één van mijn Griekse vrienden, een reusachtige man, en vroeg: 'Zoek je ruzie ventje?'
5. Het ventje zweeg echter en verliet snel met zijn vrienden de kroeg
a. De eerste zin is een soort van inleiding
b. quid, num, ne