Hoofdstuk 19, toetsblok
Categorie: Boek > Lingua Latina > Boek 2
De Romeinse staat bestond uit: het volk, het magistraat en de senaat. De consuls v.d. senaat in Rome verzamelden zich in het senaatsgebouw of de grote tempels van de goden. Het volk gehoorzaamde vooral aan de bevelen van de magistraten, maar de magistraten moesten gehoorzamen aan de wetten. De hoogste ambten waren consuls, pretors, die in oorlogen grote legers tegen de vijandelijke troepen leidden. Geholpen door steun van bondgenoten hielden Romeinse legers stand tegen de aanvallen van vele vijanden in gevechten....
In de tijd van het Romeinse rijk heeft een enorme massa mensen in de stad geleefd: wij weten dat toen het aantal magistraten vermeerderd is.