Pro Milone 1 - 3 , 10 - 11 , 23 - 28
[1] Ik vrees, rechters, dat het een schande is aan het pleidooi voor een buitengewoon dapper man met angst en beven te beginnen en dat het allerminst behoorlijk is dat ik ten aanzien van zijn zaak niet net zoveel geestkracht kan opbrengen als hij - Titus Annius trouwens maakt zich over het welzijn van de staat ongeruster dan over zichzelf.
Maar deze ongewone vorm van een ongewone rechtsgang jaagt mijn ogen schrik aan, want waarheen ze zich ook richten, vergeefs zoeken ze op het Forum de vertrouwde gang van zaken en de normale rechtsgang van vroeger.
[2] Er zijn immers geen omstanders die in een kring om uw rechtszitting staan, zoals vroeger normaal was, we worden niet door de gebruikelijke mensenmassa omringd, toch brengen die wachtposten die u voor alle tempels ziet staan - hoewel ze tegen gewelddadigheden staan opgesteld - een soort schrikreactie bij de redenaar teweeg, zodat wij, hoewel op het Forum en bij de rechtszitting door nuttige en nodige wachtpoxsten afgeschermd, wel van enige vrees vervuld moeten zijn.
Als ik namelijk zou denken dat ze tegen Milo gericht waren, zou ik aan de druk der omstandigheden toegeven, rechters, want dan zou ik van oordeel zijn dat tussen zoveel wapengeweld voor een redevoering geen plaats was. (...)
[3] En daarom betekenen die wapens, centurio's en cohorten voor ons geen gevaar, maar juist bescherming, en niet alleen moedigen ze ons aan gerust te zijn, maar ook vol vertrouwen, en niet alleen garanderen zij hulp voor mijn verdediging, maar ook stilte.
[10] Kan werkelijk aan een belager en een rover onrechtvaardig een gewelddadige dood worden aangedaan?
Wat betekent onze gewapende escorte, wat betekenen zwaarden?
Het zou zeker niet zijn toegestaan die te hebben, als het in geen geval toegestaan zou zijn deze te gebruiken.
Er is dus de volgende, rechters, niet geschreven, maar ontstane wet, die wij niet hebben geleerd, aangenomen en gelezen, máár die wij uit de natuur zelf ons hebben toegeëigend, hebben opgenomen in ons, uitdrukking aan hebben gegeven, waarin wij niet zijn onderwezen, maar doordrenkt zodat, als ons leven in één of andere hinderlaag, als ons leven in geweld of in wapens hetzij van rovers, hetzij van vijanden, terecht zou zijn gekomen, elke manier om onze redding te bewerkstelligen eervol zou zijn.
[11] Wetten zwijgen immers tussen wapens en eisen niet dat er op hen wordt gewacht wanneer door hem, die wil afwachten, eerder een onrechtvaardige straf moet worden ondergaan dan een rechtvaardige (straf) kan worden geëist.
[23] Om nu eindelijk tot de zaak en de tenlastelegging tekomen, rechters, stellen wij: niet elke bekentenis van een daad is ongebruikelijk; de senaat heeft ook geen andere beslissing genomen ten aanzien van onze zaak dan wij zouden willen, en de indiener zelf van de wet (= Pompeius) - hoewel over de daad geen enkele controverse bestond - heeft een juridische discussie gewild. Men heeft die mensen als rechters en die man als voorzitter van de rechtbank gekozen die over deze kwestie rechtvaardig en verstandig kunnen discussiëren. Daarom, rechters, hoeft u tenslotte alleen maar uit te zoeken wie op wie een aanslag heeft gepleegd. Om dat des te gemakkelijker uit de argumenten te kunnen opmaken, vraag ik u aandachtig te luisteren, terwijil ik de gebeurtenissen in het kort uiteenzet.
[24] Toen Publius Clodius had besloten tijdens zijn praetuur met alle mogelijke misdadige middelen tegen de staat tekeer te gaan en toen hij zag dat de verkiezingen in het voorafgaande jaar steeds waren uitgesteld, zodat hij zijn praetuur maar een paar maanden kon uitoefenen - omdat hij niet, zoals anderen, lette op de rang van het ereambt, maar zijn collega Lucius Paulus, een buitengewoon integer burger, kwijt wilde én uit was op een volledig jaar om de staat kapot te maken - heeft hij onmiddelijk zijn jaar opgegeven en zijn kandidatuur naar het volgende jaar opgeschoven.
Hij deed dat niet, zoals normaal is, om een godsdienstige reden, maar zoals hij zelf zei om voor het uitoefenen van de praetuur - dat wil zeggen het ruïneren van de staat - een heel volledig jaar te hebben.
[25] De gedachte kwam bij hem op dat zijn toekomstige praetuur verlamd en krachteloos zou zijn tijdens het consulaat van Milo. Hij zag hem verder met hoogste instemming van het Romeinse volk consul worden.
Hij begaf zich naar diens tegenkandidaten maar zó dat hij zelf alleen zijn totale campagne organiseerde terwijl zij immers onvrijwillig waren en dat hij alle volksvergaderingen, zoals hij herhaaldelijk zei, op zijn schouders hoog kon houden.
Hij riep de kiesdistricten bijeen, hij bemoeide zich ermee en hij schreef Collina opnieuw erbij door het inschrijven van het meest verdorven volk.
Hoe meer hij overhoop haalde, des te meer werd Milo met de dag sterker.
Toen de man, zeer bereid tot elke misdaad, zag dat een zeer moedige man, hem zeer vijandiggezind, zeer zeker consul zou zijn, en hij dit begreep, dat dit niet alleen door gesprekken, maar ook door het stemgedrag van het Romeinse volk, dikwijls uitgesproken was, [Hoofdzin] begon hij in het openbaar te handelen en openlijk te verkondigen dat Milo gedood moest worden.
[26] De woeste slaven en barbaren die jullie hebben gezien, en met wie Clodius de openbare bossen had verwoest en Etrurië had geplunderd, leidde hij weg uit de Apennijnen.
De zaak was allerminst onduidelijk. Hij zei immers herhaaldelijk openlijk dat Milo het consulaat niet kon worden ontnomen, maar wel het leven. Hij gaf dit vaak te kennen in de Senaat en zei het in de volksvergadering.
Zelfs aan Marcus Favonius, een uiterst dapper man, toen die hem vroeg met welke bedoeling hij tegen Milo tekeer ging, zolang hij nog leefde, antwoordde hij dat Milo binnen drie, hoogstens vier dagen zou omkomen.
Marcus Favonius bracht deze uitspraak van hem terstond over aan Marcus Cato, hier aanwezig.
[27] Intussen, toen Clodius wist dat er - en het was immers niet moeilijk te weten - een jaarlijks terugkerende, wettelijk vastgestelde noodzakelijk reis op 18 januari was voor Milo naar Lanuvium om een priester te benoemen, aangezien Milo de "dictator" van Lanuvium was, is hij zelf de dag ervoor plosteling uit Rome vertrokken opdat hij (= Clodius) voor zijn landgoed, dat is begrepen uit de feiten, een hinderlaag voor Milo legde.
En hij is zó vertrokken, dat hij een roerende volksvergadering, in welke zijn razernij werd verlangd, die op dezelfde dag werd gehouden achterliet, die hij nooit had verlaten als hij niet had willen voldoen aan de plaats en de tijd van de misdaad.
[28] Milo echter, toen hij op diezelfde dag in de senaat was geweest, totdat de senaat weg werd gestuurd, kwam naar huis.
Hij veranderde zijn schoenen en kleding(stukken). Hij heeft een tijdje gewacht, terwijl zijn echtgenote zich voorbereidde, zoals gewoonlijk gebeurt.
Daarna is hij op dat tijdstip vertrokken waarop Clodius al had kunnen terugkeren, als hij tenminste van plan was op die dag naar Rome te komen.
Clodius kwam hem tegemoet zonder uitrusting, op een paard, zonder reiswagen, zonder belemmeringen, zonder Grieks gezelschap, zoals hij de gewoonte had, zonder echtgenote, wat hij bijna nooit deed, toen déze belager (= Milo, --> sarcastisch) die deze reis had voorbereid voor het plegen van een moord (= sarcastisch) met zijn echtgenote in een wagen reed, gekleed in reismantel, met een groot een belemmerend en vrouwelijk verfijnd gezelschap van slavinnen en slaafjes.