I, 107
Vaak zeg je mij, lieve Lucius Julius,
‘Schrijf iets groots: jij bent een luie man.’
Geef ons rust, maar zodanig als een Maecenas had gecreëerd
voor zijn Flaccus en Vergilius.
Dan zou ik proberen iets groots te schrijven, die door de eeuwen heen zullen leven,
en mijn naam te ontrukken aan de vlammen.
Op onvruchtbare velden willen jonge stieren het juk niet dragen, vruchtbare grond vermoeit, maar de inspanning zelf doet me genoegen.