Martialis' epigrammen
Categorie: Boek > Ascensus > 4e Jaar
(I,107)

Vaak zeg je mij, lieve Lucius Julius,
‘Schrijf iets groots: jij bent een luie man.’
Geef ons rust, maar zodanig als een Maecenas had gecreëerd
voor zijn Flaccus en Vergilius.
Dan zou ik proberen iets groots te schrijven, die door de eeuwen heen zullen leven,
en mijn naam te ontrukken aan de vlammen.
Op onvruchtbare velden willen jonge stieren het juk niet dragen, vruchtbare grond vermoeit, maar de inspanning zelf doet me genoegen.

(IX,10)

Jij wilt Priscus trouwen,
Ik verwonder me niet, Paula:
Jij bent wijs.
Priscus wil niet met jou trouwen:
ook hij is wijs.

Toen de eerbare Arria het zwaard aan haar Paetus overhandigde,
dat zij zelf uit haar eigen ingewanden had getrokken, zei ze:
‘Als er een of ander geloof is, doet de wond die ik gemaakt heb geen pijn,
maar wat jij zult doen, Paetus, dat doet mij pijn.’

(I,33)

Wanneer zij alleen is, huilt Gellia niet om haar vader die ze verloren is,
als er iemand aanwezig is, dan springen de tranen op bevel tevoorschijn.
Niet rouwt, iedereen die geprezen vraagt de worden, Gellia:
hij is werkelijk verdrietig die zonder getuige verdrietig is.

(I,1)

lectori salutem (Den lezer heil)

Deze is het die je leest, die naar wie je telkens weer vraagt,
Martialis bekend in de hele wereld,
Door zoveel scherpzinnige boekjes van epigrammen,
De roem die u aan hem gegeven heeft, belangstellende lezer, terwijl hij leeft en zich bewust is, hebben dichters zelden na de dood gekregen.

(VI,60)

Mijn Rome, prijst, bemint en bezingt onze boekjes,
En mij hebben alle bortsplooien, elke hand heeft mij,
Kijk een zeker iemand wordt rood, wordt bleek, staat versteld, opent de mond wijd, voelt haat.
Dit wil ik: Nu bevallen onze gedichten ons.

(I,16)

Zij zijn goed, sommige zijn middelmatig, zeer veel zijn slecht, van wat je hier leest.
Anders ontstaat een boek niet, Avitus.

(I,10)

Gemellus vraagt Maronila ten huwelijk en hij begeert en dringt aan en smeekt en geeft cadeautjes.
Is ze zo mooi? Integendeel, niets is lelijker.
Dus wat wordt gezocht in haar en wat bevalt? Ze hoest.

(III,26)

Landgoederen heb jij alleen en je hebt alleen, Candidus, munten,
Gouden vaatwerk heb jij alleen, alleen heb jij een servies van agaat,
Jij hebt alleen Massische wijnen en jij hebt alleen Caecubische wijnen uit het jaar van Opimius,
Ook je hart heb je alleen, alleen ook je talent.
Alles heb je alleen - stel je voor dat ik dit wil ontkennen! -
Maar je vrouw heb je Candidus, met het volk.

(XII,12)

Jij belooft alles, wanneer je de hele nacht gedronken hebt:
’s morgens vroeg presteer je niets. Pollio, jij moet ’s morgens vroeg drinken.

(V,45)

Jij zegt, Bassa, jij zegt dat je een knap meisje bent.
Zij die het niet is, is het gewend te zeggen, Bassa.

(V,43)

Thais heeft zwarte, Laecania heeft sneeuwwitte tanden.
Wat is de reden? Deze heeft gekochte, die haar eigen.