Tekst 13.4: Een beangstigind maar noodzakelijk besluit
De zesde juli, op het derde uur.
O, hoe angstig ben ik opnieuw! Mijn hart klopt in mijn borst met grote kracht. En terecht
ben ik zo bang. Want misschien wachten mij zweepslagen en andere soorten straffen.
Goedele maakt immers precies op dit moment aan onze meesteres al wat ze weet over
de misdaad bekend. Waarom maken we dus eerst alles bekend aan de meesteres en
niet onmiddelijk aan de meester zelf? Omdat het minder gevaarlijk schijnt. Want hoewel
de meesteres ons, slaven, vaak uitscheldt en straft, is zij toch minder streng dan de meester. Maar ik zelf durf ook niet onmiddelijk naar haar gaan. Daarom maakt Goedele
nu de weg voor mijn bekentenis open en legt aan de meesteres de redenen van mijn
stilzwijgen uit. Intussen zit ik hier en ik schrijf dit, want zo gaat de tijd minder traag
voorbij. Maar... ik hoor de stem van Goedele: ze loopt, ze roept vrolijk mijn naam! Ik
moet de goden erg bedanken, want onze belevenissen schijnen een gelukkig einde te
hebben!