Hoofdstuk 29, tekst B: taaloefeningen
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
A
1. sumam, sumes, sumet, sumemus, sumetis, sument
2. merebo, merebis, merebit, merebimus, merebitis, merebunt
3. desiderabo, desiderabis, desiderabit, desiderabimus, desiderabitis, desiderabunt
4. rapiam, rapies, rapiet, rapiemus, rapietis, rapient
5. finiam, finies, finiet, finiemus, finietis, finient

B
1. daturus esse = te zullen geven
2. ducturus esse = te zullen leiden
3. divisurus esse = te zullen verdelen
4. fracturus esse = te zullen breken
5. acturus esse = te zullen voeren/doen/behandelen
6. laturus esse = te zullen dragen/brengen

D
4. Het was duidelijk dat de goden aan de Germanen de overwinning zouden geven.
5. De Romeinen hoopten tevergeefs dat er hulp voor hen zou komen.
6. Nadat hij zijn oog heeft verloren, heeft Civilis de gewoonte te zeggen dat de Romeinen hem niet zoals Hannibal zullen overwinnen.
7. Allen verwachtten dat de Bataven onder leiding van Civilis de Romeinen zouden doden.
8. Nadat het legerkamp verwoest is, zullen de Romeinen zich aan Civilis overgeven.