Hoofdstuk 29, tekst A: taaloefeningen
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
A
1. imponam = ik zal plaatsen op/leggen
2. habebit = hij zal hebben
3. amabimus = wij zullen houden van
4. audient = zij zullen horen
5. eris = jij zult zijn
6. merebitis = jullie zullen (ver)dienen
7. reperiet = hij zal vinden
8. poterimus = wij zullen kunnen
9. secabis = jij zult snijden
10. iunget = hij zal verbinden
11. rapient = zij zullen gijpen
12. figent = zij zullen vasthechten
13. complebunt = zij zullen vullen
14. dabunt = zij zullen geven
15. decernes = jij zult besluiten/beslissen
B
1. zij zullen zijn – futurum
2. hij gehoorzaamde – imperfectum
3. hij zal gehoorzamen – futurum
4. zij hebben leren kennen – perfectum / zij kennen – praesens
5. jij schrijft – praesens
6. jij zult schrijven – futurum
7. zij zullen wensen – futurum
8. jij hebt verdeeld – perfectum
9. wij hebben gebracht tot – perfectum
10. wij zullen plaatsen – futurum
11. wij plaatsen – praesens
12. ik zal plaatsen – futurum
13. jullie zullen waarschuwen – futurum
14. jullie waarschuwden – imperfectum
15. ik zal strijden – futurum
D
4. Jullie zullen niet langer slaven zijn, Bataven.
5. Zoals de Cycloop de makkers van die Griekse aanvoerder heeft gedood, zo zal ik, Civilis, de Romeinse soldaten doden.
6. Wanneer keizer Nero gestorven zal zijn, zullen Vitellius en Vespasianus om de heerschappij strijden.
7. Cicero leeft en zal leven gedurende de jaren.
8. Wie zal het welzijn van Cicero verdedigen, die gedurende zo veel jaren de republiek heeft verdedigd?