Edax en Caput
Categorie: Boek > Studium > Boek 1
In het midden van het bos, dat is gelegen aan de overkant van de Romeinse weg, zitten twee vreemdelingen voor een kleine hut in het gras. De twee mannen, die daar zitten, zijn voor ons bekend: de ene heet Edax, de andere Caput. De drie andere vreemdelingen zijn er niet.
Caput: “De buit, die wij bezitten, is zeer groot, dus elke bewakers van onze rijkdommen, die in de hut liggen, zijn van groot belang. Het is noodzakelijk op te letten, want niet alleen de overige rovers, die het bos bewonen, maar ik vertrouw ook de Romeinen niet.”
Edax: “ Wij zijn gelijk aan iedereen, die ons aanvallen: niemand vecht immers zo dapper met het zwaard als jij en ik versla iedereen met mijn speren, ik kan zelfs de vogels in de lucht raken! Wij zijn uitstekende bewakers van het goud.”
Caput: “ Pas op voor de Romeinen! Zij bezitten bijna de hele wereld en indien de Romeinse soldaten, die de grenzen van rijk verdedigen, ons ooit kunnen nemen, verkopen zij ons zonder enige twijfel op het marktplein van Keulen.”
Edax: “ Alle dingen, die je vertelt, zijn misschien waar maar ik vrees niemand. De streek, waarin wij nu leven, is gelegen in het Romeinse rijk en als ik de slaven bemerk die op de akkers voor de Romeinse heren moeten werken, de haat, die ik tegen de Romeinen heb, is zeer groot. Waarom vluchten die slaven, die ik op de akkers zie niet weg? Ik kan de slavernij niet verdragen. De Romeinen zijn begerig naar de rijkdommen en het goud. En daarom ben ik zo blij, wanneer wij hun villa’s plunderen. Hoe gelukkig zijn wij. Hoe gelukkig is dit leven van ons! Wij zijn vrije Germanen en wij verzamelen zonder grote inspanning vele rijkdommen, die wij van de Romeinen ontrukken. Wij dienen niemand! Ik wil zingen omdat ik zo gelukkig ben: Wij zijn misdadigers. O, hoe…’
Caput: “Sstt…ik hoor een hond…sstt.”
Edax: “ Wat hoor je? Een hond? Dat kan niet. Ik hoor niets. In dit bos zijn geen honden. Je hoort zeker de wind of de vogels, die in de hoge bomen zingen: je bent te voorzichtig? Wil niet vrezen.”
Caput: “ Sstt…ik hoor niets meer. De wind kan mij misleiden maar de lichtzinnige natuur van jou voorziet geen gevaar”.
Edax: “ Dat, wat je vreest, kan niet gebeuren. Wie kan ons immers vinden op deze verborgen
plaats? Welke Romein durft in dit zeer grote bos te dwalen?”
Caput: “ Maar toch is het noodzakelijk te waken zelfs gedurende deze nacht. Indien je nu enkele uren waakt, waak ik gedurende de hele nacht.”
Edax: “ Je kan rustig slapen.”
Eerst doet Edax zijn taak met zeer grote nauwkeurigheid maar een korte tijd later, zoals in de verhalen meestal gebeurt, sluit hij zijn ogen en hij begint ook te slapen.
…
Intussen houdt de hond van Quintus het spoor van de rovers goed vast en Quintus en Publius gaan voorzichtig vooruit. Plots bemerken ze een kleine hut en twee rovers.
Quintus: “ Sstt… Ceffax, blijf met mij. Maar… de mannen, die ik zie bewegen zich niet. Waarom bewegen ze zich niet?”
Publius: “ Het goud, dat we zoeken, ligt misschien in die hut, die je onder de boom ziet. Maar als je mijn plan gehoorzaamt, Quintus, kunnen wij niet alleen het goud maar ook die rover nemen. Luister: grijp die twee boeien, die dichtbij de hut in het gras liggen en ik grijp zelf dit zwaard, die op de grond ligt, en die werptuigen, die naast de andere rover liggen. Vervolgens kan je de rovers met de boeien sterk vastbinden en intussen bescherm ik jou nauwkeurig met het zwaard en het werptuig.