Hoofdstuk 26, tekst A: taaloefening
Oefening A:
1 Zij die vielen
2 Geboren worden
3 Van de ontstaan zijnde
4 Terwijl zij innemen
5 Jullie hadden
6 Jij moet informaren
7 Nadat ze de stad hadden ingenomen
8 Jullie leidden
9 Innemen
10 Zij leiden/Leidend
Oefening B:
1 Zij kijken naar de strijdende soldaten.
2 Aigeus nam het schip dat zwarte zeilen had, waar.
3 De Athenenrs informeerden of D. M. ingenomen had.
4 De zussen bekijken de slang die bij het kind ligt.
5 Ik hoor de vrouwen praten.
6 De Atheners waren blij toen het schip uit Kreta hen bereikte.
7 K. stopte toen ze samen met O. sliep.
8 De mannen die stopten verdriet te hebben.
9 O. wist niet dat z'n moeder gestorven was.
10 De burgers hadden verdriet toen ze het lot hoorden van M.