Brieven uit ad Atticum: LIX (Att., III, 5)
Terentia is je dikwijls en erg dankbaar. Dit is zeer aangenaam voor mij. Ik leef in zeer ongelukkige omstandigheden en word afgemat door de grootste smart. Ik weet niet wat ik je moet schrijven. Indien je in Rome bent, kan je mij niet opzoeken ; indien jij op weg bent, en wanneer je mij zult hebben bereikt, zullen we samen overleggen wat moet gebeuren. Ik vraag je enkel het volgende aangezien je altijd van me hebt gehouden, dat je in dezelfde liefde zou blijven, want ik ben nog altijd dezelfde. Mijn persoonlijke vijanden hebben al mijn bezittingen afgepakt maar niet mijn persoonlijkheid. Zorg ervoor dat je het goed stelt.