pag. 122 - Tandenknarsend 30.20.1-6
Categorie: Boek > Examenboeken > 2006: Eeuwige haat: Rome en Carthago
Men zegt dat hij tandenknarsend en zuchtend en nauwelijks zijn tranen bedwingend de woorden van de gezanten heeft aangehoord. Nadat de bevelen waren bekendgemaakt, zei hij: ‘Niet meer in bedekte termen, maar openlijk roepen zij [mij] terug die door te verbieden aanvulling en geld te zenden [mij] allang [probeerden] terug [te] halen (haalden). Niet het Romeinse volk, dat zo vaak afgeslacht en op de vlucht gejaagd is, heeft Hannibal dus overwonnen,
50 maar de Carthaagse senaat door laster en afgunst; en over deze schande van mijn terugkeer zal niet zozeer Publius Scipio juichen en zich op de borst slaan als Hanno, die ons huis, omdat hij het door iets anders (een andere zaak) niet kon, door de ineenstorting van Carthago heeft neergedrukt.’ Omdat hij juist dit (in zijn geest) al voorvoelde, had hij van tevoren schepen in gereedheid gebracht. Dus nadat hij de nutteloze massa van soldaten onder de schijn van
55 garnizoen had uitgezonden naar de weinige steden van Bruttium die meer door vrees dan door trouw [nog] in het gareel werden gehouden, zette hij wat er aan (van) krachtige troepen in het leger was over naar Afrika, nadat hij velen van Italische afkomst, omdat ze, toen ze weigerden mee te (zullen) gaan naar Afrika, waren uitgeweken naar het heiligdom van Iuno Lacinia, [dat] tot die dag ongeschonden [was], in de tempel zelf schandelijk had gedood.