Epistulae IV, 13
Plinius, epistulae IV, 13
Toen ik onlangs nog in mijn vaderstad was, kwam de zoon van een stadsgenoot van mij, gekleed in een toga praetexta, naar mij om me te groeten. Ik vroeg hem: “studeer jij?”. Hij antwoordde: “inderdaad”- “waar?” – “te Milaan”- “waarom niet hier?”. En de vader van hem (want hij vergezelde hem en hij bracht de jongen zelf bij mij) zei: “omdat wij hier geen leraars hebben.”-“Waarom hebben jullie geen leraars? Want het zou van uitermate belang zijn voor jullie die vaders zijn (en op dat moment luisterden nog meer vaders) dat jullie kinderen bij voorkeur hier studeren. Want waar zouden zij aangenamer vertoeven dan in hun vaderstad en waar zouden zij fatsoenlijker in toom gehouden worden dan onder de ogen van de ouders of met minder verbruik dan thuis? Wat een kleine moeite is het dus, nadat er geld verzameld is, om leraars in dienst te nemen en om datgene wat jullie nu uitgeven aan huishuur, aan reisgeld, aan de dingen die in het buitenland gekocht worden (Want alles word in het buitenland gekocht) toe te voegen aan jullie lonen? En zelfs ik, die nog geen kinderen heb, ben bereid om voor onze stad, als het ware voor een dochter of naaste 1/3 deel te geven van wat jullie zullen beslissen samen te brengen. Jullie kunnen niets achtbaarders meegeven aan jullie kinderen, niets aangenamer voor de vaderstad. Zij die hier geboren worden moeten hier onderricht worden en dadelijk vanaf de kinderleeftijd moeten zij gewoon worden om van de geboortegrond te houden en geregeld te bezoeken. En hopelijk brengen jullie zo’n beroemde leraars naar hier, dat de studenten in de naburige steden van daar weggehaald worden, en hopelijk stromen weldra vreemde kinderen naar deze plaats toe, zoals jullie kinderen nu toestromen naar vreemde plaatsen.
~wees gezond~