Hoofdstuk 30: Tekst B
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
Zoon Titus heeft deze man opgevolgd, de man om deugden zozeer bewonderingswaardig, dat hij het schatje en lieveling van de mensheid werd genoemd. Hij was zeer welbesproken, zeer oorlogzuchtig en zeer gematigd. Hij hield redevoeringen voor de rechtbank in het Latijn, schreef gedichten en tragedies in het Grieks. Vooral in Rome gedroeg hij zich als burger in zijn machtsuitoefening: hij heeft nooit iemand gestraft, hij heeft mensen weggestuurd die schuldig waren bevonden wegens samenzweringen tegen hem, of hij hield ze in dezelfde vriendschap als vroeger. Hij was een man van toegeefelijkheid en bewonderingswaardige mildheid. Omdat hij niemand iets weigerde werd hij berispt door zijn vrienden, hij antwoorde dat niemand bedroefd moest weggaan van de keizer. Bovendien toen hij op een zekere dag tijdens de maaltijd herrinnerde dat hij die dag nog niets gedaan had voor iemand, zei hij: "vrienden, vandaag heb ik een dag verloren." Hij bouwde in Rome een amfitheater en hij heeft 5 duizend wilde dieren laten doden ter inwijding ervan. Door deze genegenheid is hij bemind met ongewone genegenheid, is hij overleden aan een ziekte in dat lanhuis waar zijn vader is gestorven, na 2 jaar, 8 maanden en 20 dagen dat hij tot bevelhebber was gemaakt, op 42 jarige leeftijd. Een grote rouw was in het openbaar om zijn dood, en allen hadden verdriet zoals bij eigen verlies. Hij is tussen de vergoddelijkte keizers opgenomen.