Carmen 13
Je zal goed eten bij mij, mijn Fabullus,
als de goden je gunstig zijn in enkele dagen,
als je een goed en groot maal met je zal meebrengen,
niet zonder een knap meisje,
wijn, geestigheid en alle mogelijke lachbuien.
Als je deze dingen meegebracht zal hebben, mijn fijne vriend,
zeg ik, zal je goed eten: want jouw Catullus
heeft een geldzakje vol spinnenwebben.
Maar daartegenover zal jij pure liefde ontvangen
of iets dat aangenamer of smaakvoller is:
want ik zal je een zalfje geven, dat Venus en Cupido
aan mijn meisje gegeven hebben en wanneer je het ruikt,
zal je de goden vragen, Fabullus, jou geheel neus te maken.