Hoofdstuk 9, Sokrates 1F: Sokrates ondervraagt de handwerkslieden
Tenslotte ging ik dus naar de handwerkslieden; want ik was mij ervan bewust dat ik niets wist, om zo te zeggen, maar ik wist dat ik van hen zou ontdekken dat ze veel mooie dingen wisten. En ik heb me in dit niet vergist, maar zij wisten dingen die ik niet wist en zij waren in dit opzicht wijzer dan ik. Maar, Atheners, ook de bekwame handwerkslieden maakten op mij de indruk dezelfde fout te begaan als de dichters, (doordat zij hun vak volledig beheersten maakte ieder van hen ook verder aanspraak op de belangrijkste dingen de wijste te zijn) en die fout van hen wierp een schaduw op deze wijsheid; zodat ik me afvroeg uit de naam van het orakel, of ik er eerder de voorkeur aan zou geven zo te zijn en te blijven, waarbij ik noch op hun manier wijs ben noch hun onverstand deel, of beide dingen te hebben die zij hebben. Ik antwoordde dus aan mijzelf en aan het orakel, dat het voor mij voordelig was om te zijn en te blijven zoals ik ben.