Memorabilia III. 6. 1-4
1)Toen Glauco, de zoon van Aristonos, aan politiek begon te doen omdat hij verlangde een belangrijke rol te spelen in de stad, hoewel hij nog geen 20 was, kon niemand zowel van de andere verwanten als van vrienden hem doen ophouden met geweld van het spreekgestoelte verwijderd te worden en belachelijk te zijn. Socrates, die welwillend jegens voor hem was wegens Charmides de zoon van Glauco en Plato, slaagde er als enige in hem te doen ophouden.
2)Toen hij hem namelijk ontmoette, probeerde hij hem tegen te houden om te bereiken dat hij allereerst zou luisteren door volgende dingen te zeggen: "Oh Glauco, zei hij, heb jij besloten een belangrijke rol in de stad te spelen? - "Ja, dat heb ik, zei hij, oh Socrates" - "Bij Zeus, zei hij, want als er al iets goed is aan de menselijke aangelegenheden, dan is het dat zeer zeker wel. Want het is duidelijk dat, als jij daarin slaagt, jij in staat zal zijn, zelf alles te verwerven wat je maar verlangt en je zal de mogelijkheid hebben je vrienden te helpen, je zal je vaderlijk huis tot aanzien brengen, je zal de macht van het vaderland doen toenemen, je zal eerst beroemd zijn in de stad, daarna in Griekenland en misschien zoals Themistocles zelfs bij de vreemdelingen. Waar je ook zal zijn, je zal overal bewonderd worden."
3)Dan voelde Glauco zich gevleid door deze dingen en zweeg dankbaar.
Na deze dingen zei Socrates: "Het is nu toch wel duidelijk dat, als jij geƫerd wil worden, Glauco, je de stad moet helpen?" - "Ja zeker," zei hij. - "Bij de goden, zei hij, maak er dan geen geheimen van, maar zeg ons waarmee je de stad zal beginnen goed te doen".