Hoofdstuk 3, tekst C: taaloefening (versie 1)
Taaloefening A:
-oS = mannelijk
-a = vrouwelijk
-h = vrouwelijk
-on = onzijdig
-(t)hV = mannelijk
Taaloefening B:
1. Herakles pakt het dier vast. nwg: -
2. Herakles is geen heerser. nwg: heerser
3. Eurystheus is een mens; want hij heeft angst. nwg: een mens
4. Het beest draagt de slaaf. nwg:-
5 De slaaf brengt het beest naar de heerser. nwg -
6. Waarom gaat de god niet naar Mykene? nwg -
7. Het beest heeft geen angst. nwg-
8. Afrodite is geen mens. nwg mens
Taaloefening C:
1. despotes : Eurystheus is een heerser.
2. ton anqrwpon : De god brengt het mens naar de strijd.
3. ton doulon : De heerser pakt de slaaf vast.