Tekst 30
Categorie: Boek > Bello Gallico > Boek 2
Onmiddellijk na de aankomst van ons legen deden zij eerst nog tal van uitvallen uit hun vesting en maten zij zich in kleine schermutselingen met de onzen. Daarna, toen ze door een wal van 4 meter hoog en 5 kilometer lang en talrijke forten ingesloten waren, bedwongen ze zich in hun vesting. Zodra de loophallen gemaakt waren en de belegeringsdam gebouwd was, zagen zij in de verte een toren gebouwd worden. Eerst lachten zij vanop de muren en maakten spottende opmerkingen omdat zo'n grote toren op zo'n afstand werd rechtgezet. Met wat voor handen in hemelsnaam of met wat voor kracht, denken zo'n kleine mannetjes (want in het algemeen was bij alle Galiƫrs onze kleinge gestalte in vergelijking met hun gestalte de bron van minachting) zo'n zware toren op de muren te kunnen plaatsen?