Hoofdstuk 5, tekst A: taaloefening
Taaloefening a:
1. jij maakt los
2. te doen
3. ik maak los
4. hij doet
5. los te maken
6. jij doet
Taaloefening B:
1. ik heb
2. te gaan
3. jij vlucht
4. te pakken
5. ik vind
6. ik zoek
7. jij vindt
8. jij roept
9. te doden
10. ik verberg