Hoofdstuk 8 Alexander de Grote 11B: De droom
Ze zeggen namelijk dat hij na de onderwerping van Egypte, toen hij een grote en dichtbevolkte, Griekse stad had gesticht, een naar hèm vernoemde stad wilde nalaten en op advies van zijn bouwmeesters een of andere plek, zo groot als nooit tevoren, liet afmeten en omheinen. Daarop kreeg hij 's nachts, toen hij sliep, een vreemde droom. Een man met bijzonder grijs haar en eerbiedwaardig uiterlijk scheen hem, toen deze bij hem was gaan staan, de volgende woorden te zeggen: 'Er is nu een eiland in de luidklotsende zee, voor de kust van Egypte; en ze noemen het Faros.' . Nadat hij dus onmiddellijk was opgestaan, ging hij naar Faros, dat toen nog een eiland was iets ten noorden van de Kanopische Nijlmonding, maar tegenwoordig door een dijk verbonden is met het vasteland. Toen hij dan een door een goede ligging uitmuntende plek had gezien, beval hij, nadat hij had opgemerkt dat Homeros natuurlijk (ook) in andere opzichten een bewonderenswaardig en zeer knap bouwmeester was, z'n mensen het stadsplan te ontwerpen met aanpassingen aan de plek.