Hoofdstuk 8 (Seneca), epistula 96
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 4
1. Toch erger jij je over iets of klaagt en je begrijpt niet dat er niets slechts in die dingen is behalve dat ene dat je je ergert en klaagt? Als je mij vraagt, denk ik dat er niets voor een man ellendig is behalve dat hij meent dat er in de natuur der dingen iets ellendigs is. Ik zal mij niet verdragen op welke dag (op die dag niet) ik niets (meer) zal kunnen verdragen. Ik heb een slechte gezondheid; (dat) is een deel van het lot. Mijn personeel is ziek geworden, de rente is tegengevallen, het huis is in verval geraakt, schade, verwondingen, inspanningen en angsten zij (op mij) afgestormd: gewoonlijk gebeurt dat. Dit is nog te zwak uitgedrukt: het moest gebeuren. Die dingen, worden besloten, ze gebeuren niet.
2. Als je iets van mij gelooft, onthul ik juist nu voor jou mijn intieme emoties: bij alles wat ongunstig en hard schijnt, ben ik zo gevormd: ik gehoorzaam de god niet, maar ik stem in. Met mijn geest (van harte) volg ik hem, niet omdat het noodzakelijk is. Nooit zal mij iets overkomen dat ik somber zal opnemen of met een slecht (boos) gezicht. Geen enkele tol (schatting) zal ik onvrijwillig (tegen mijn zin) betalen. Alles echter waarover wij zuchten en waarbij wij in paniek raken, zijn schattingen van het leven. Verwacht, mijn beste Lucilius, van die (zaken) geen vrijstelling en vraag (dat) niet.
3. Pijn van de blaas heeft je verontrust, weinig prettige brieven zijn gekomen, je was bang voor voortdurende schade -ik zal dichterbij komen, je was bang voor je leven. Wat, wist je niet dat je die dingen wenste toen je de ouderdom wenste? Al die dingen zijn (liggen besloten) in een lang elven, zoals op een lange weg stof, modder en regen.
4. 'Maar ik wilde leven en toch alle ongemakken missen'. Een zo verwijfde uitspraak past niet bij een man. Je zult zien (je moet maar zien) hoe je die wens van mij opneemt: ik doe dit met een grote geest en niet alleen met een goede; mogen noch de goden noch de godinnen geven dat het lot jou als lieveling beschouwt.
5. Ondervraag jezelf (wat je zou doen) als een god jou de gelegenheid (keuze) geeft of je op de markt of in het legerkamp wilt leven. Maar, Lucilius, leven is soldaat zijn. Dus zijn degenen die heen en weer worden gesmeten en over inspannende en steile (paden) omhoog en omlaag gaan en zeer gevaarlijke veldtochten op zich nemen, dappere mannen en de eersten (leiders) van het legerkamp. Diegenen die een weerzinwekkende rust slap maakt, terwijl anderen zich inspannen, zijn duifjes, veilig wegens hun schande. Gegroet.