Hoofdstuk 6 (Livius), tekst: De eed van Brutus
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 4
59.1 Terwijl zij bezig waren met rouw, zei Brutus, terwijl hij het mes uit de wond van Lucretia trok en druipend van het bloed, voor zich uit hield: 'Bij dit vóór het koninklijke onrecht zeer kuise bloed zweer ik en ik maak jullie, goden, tot getuigen, dat ik Lucius Tarquinius Superbus met zijn misdadige echtgenote en de hele stamboom van zijn kinderen met het zwaar, met vuur, kortom met wel geweld ik ook maar kan, zal verdrijven en dat ik niet zal toestaan dat zij en ook niet iemand anders koning zijn in Rome.'
59.2 Vervolgens overhandigde hij het mes aan Collatinus, daarna aan Lucretius en Valerius, die verbijsterd waren over het wonderlijke van de zaak, waarvandaan het nieuwe karakter in de borst van Brutus kwam. Zoals voorgeschreven was, zwoeren zij; en geheel van rouw gekeerd naar woede, volgden zij Brutus, die meteen al opriep tot het veroveren van het koningschap, als leider.