Hoofdstuk 5 (Aeneïs): De verwensing (376-387)
Categorie: Boek > Via Nova > Boek 4
(Ach, in razernij ontstoken laat ik me meeslepen!): nu brengt de ziener Apollo, nu het orakel in Lycië, nu ook de bode van de goden, door Juppiter zelf gezonden, huiveringwekkende bevelen door de lucht. Natuurlijk dit is werk voor de hemelgoden, deze zorg maakt hen ongerust in hun rust. Niet hou ik je tegen en niet weerleg ik je woorden. Ga. Zoek Italië op met de wind, ga door de golven op weg naar je rijk. Ik voor mij hoop, als de plichtsgetrouwe goden iets kunnen dat (jij) midden op de rotsen je doodstraf in zult drinken en dat (je) vaak Dido bij naam zal roepen. Ik zal jou volgen met zwarte vuren, ook al ben ik afwezig, en, wanneer de kille dood mijn lichaam van mijn ziel zal hebben gescheiden, zal ik als schim op alle plaatsen aanwezig zijn. Je zult boeten, schurk. Ik zal het horen en dit gerucht zal mij bereiken onder in het diepste dodenrijk.